Waar het mij om gaat, is dat ik iemand ontmoet in een gesprek. Het is een groot gebrek in deze tijd dat we elkaar vrijwel niet ontmoeten. Meestal is dit een aspect binnen een hulpvraag: eenzaamheid, maar niet omdat iemand geïsoleerd leeft. Het gaat juist vaak om mensen die deel uitmaken van grote systemen. Toch worden velen niet gezien in dat deel waarin ze lijden. Bijvoorbeeld mensen van wie de partner is overleden en die met jonge kinderen achterblijven: het mag ongeveer zes weken duren en dan is de termijn van het geheugen van de omgeving verstreken. Daarna word je verondersteld je schouders eronder te zetten en verder te gaan. Maar zo werkt dat natuurlijk niet. Hetzelfde geldt voor mensen die ernstig ziek zijn en toch nog deelnemen aan het arbeidsproces. De omgeving kent vaak geen clementie. Wat ik met mijn patiënten bespreek, is waar het in het leven om draait. Al het andere valt weg. Ik hou van het werk dat ik doe, ik val ermee samen. Ik luister naar het verhaal achter het verhaal en daar weer het verhaal achter. De kunst is niet direct op de woorden af te gaan, maar goed te zien wat er in een gesprek gebeurt. Ik wil zien wat iemands verhaal is en dat inzetten als hulp. Meestal komt het neer op het samen formuleren van een nieuw perspectief. Dat zet een proces in werking. Mijn taak is dit proces te volgen en hier en daar een goede vraag te stellen.